|
|
|
|
Klaarmaken van de kleuren
|
Gedurende eeuwen hebben ikonografen gebruik gemaakt van kleurstoffen die ze in hun streek vonden en die gebruikt werden in de scholen waartoe ze behoorden. Vandaag de dag is de keuzemogelijk voor pigmenten zeer groot. Ze worden industrieel gefabriceerd en verkocht in handelszaken voor kunstenaarsbenodigdheden en in drogisterijen.
|
|
De belangrijkste fabrikanten (Sennelier, Kremer, Zecchi) produceren pigmenten van goede kwaliteit. Om ze te bereiden worden ze met een beetje water gemengd tot een homogene pasta bekomen wordt. Als men voor meerdere dagen aanmaakt, de pasta in een potje doen dat hermetisch kan afgesloten worden (doosjes voor filmrolletjes) en wat water toevoegen.
Sommige pigmenten drogen vlugger dan andere (smaragdgroen, ultramarijnblauw), ze daarom van tijd tot tijd natmaken en omroeren andere pigmenten zoals titaanwit dat korrels vormt bij't drogen en de gele okers die voor de gezichten gebruikt worden dienen fijner gemaakt door ze te wrijven met een glazen stamper op mat glas.
|
|
Om smaragdgroen met water te mengen moet er alcohol bijgedaan worden die dan later wel vervliegt. De kleuren worden zelden puur gebruikt in de ikonografie en een beperkt aantal pigmenten (een vijftiental) volstaat dan ook voor de meeste ikonen:
|
- Ultramarijn blauw
- Smaragdgroen substituut
- Veronese groen
- Cadmiumgeel substituut
- Gele oker licht
- Rode oker
- Cremser wit (loodwit)
- Titaanwit
- Sienna gebrand
- Kobalt blauw
- Cadmium rood
- Vermiljoen rood substituut
- Napels geel substituut
- Ivoorzwart
|
Opgelet : sommige pigmenten verdragen elkaar niet (zie het kleurentabel). Men moet bijvoorbeeld weten dat echt cadmiumgeel (niet het substituut) de okers afbreekt na enkele jaren (gezichten) en dat zinkwit spoedig grijs wordt.
Andere pigmenten zoals het cremserwit zijn giftig en vragen dan ook de nodige voorzichtigheid en voorzorgen
|
Klaarmaken van de ei-emulsie
|
Er bestaan verschillende recepten voor het klaarmaken van het eigeel dat als bindmiddel voor de verf (temperaverf) zal dienen. Er zijn ook klaargemaakte temperaverven in de handel te koop, maar het is beter ze zelf te maken omdat de eerste bewaarmiddelen bevatten die de duurzaamheid van sommige pigmenten kunnen schaden.
- Eerste recept: gelijke delen eigeel en licht bier mengen
- Tweede recept: 1 volume eigeel mengen met 2 volumes witte tafelwijn
In beide gevallen de emulsie voor het gebruik goed mengen; bewaren in de koelkast. Voor het doseren een druppelteller gebruiken.
|
De keuze van de penselen
|
|
Deze is voor tempera niet eenvoudig: de penselen moeten enerzijds kort zijn om de nodige stevigheid te bieden bij het trekken van lijnen, en anderzijds genoeg vloeistof (verf) kunnen opnemen. Marterpenselen zijn de beste maar ook zeer duur. Natgemaakt moeten ze hun puntige vorm bewaren. Het verdient aanbeveling dit in de winkel te controleren (een beetje water vragen en de natte punt over de hand wrijven om te zien dat de haren puntig blijven en niet gaan splitsen). Een kattentong in eekhorenhaar (petit gris) is nuttig om de verf homogeen op te brengen op grotere vlakken (achtergrond en boorden). |
De beste manier om de penselen lang te bewaren is ze onmiddellijk na elk gebruik te wassen in zuiver water (de verf niet laten indrogen) en ze hangend, met de punt naar beneden te laten drogen. Als een penseel lange tijd niet meer gebruikt werd, moet men de punt voorzichtig glad maken met olie. Een penseel dat zijn vorm helemaal kwijt is kan men mogelijk recupereren door het in de ei-emulsie te dopen, het aan te punten en zo te laten drogen.
Voor een beginneling volstaan drie penselen om een eerste kleine ikoon te schilderen.
- Een marterharen penseel (nummer nul) voor het precisiewerk
- Een penseel met synthetische haren (nummer 2 of 3) om te tekenen, de kleinere vlakken in te kleuren en bij te werken.
- Een groter synthetisch penseel (nummer 4 of 5) voor de grotere vlakken, het glaceren en bijwerken.
|
Klaarmaken van het kleurenpalet
|
Het is moeilijk hier algemeen geldende normen aan te geven omdat de hoeveelheid emulsie die bij de pigmenten dient gevoegd, afhangt van verschillende factoren:
- Van het pigment zelf: sommige hebben meer emulsie nodig dan andere. (zie de kleurentabel)
- Van de transparantie die men wenst te bekomen: de verhouding pigment/emulsie kan erg verschillen van school tot school.
In het algemeen is weinig emulsie te verkiezen boven veel.
|
|
Op een palet (een eenvoudig wit porseleinen bord is al voldoende) een beetje kleurpasta leggen, het verdunnen met een of twee druppels emulsie en mengen met een penseel. Het bekomen mengsel moet homogeen zijn en stabiel bij het roeren. Als pigmentkorrels loskomen van de mengeling, wat emulsie toevoegen. Als de kleur te "olieachtig" is, enkele druppels water toevoegen. |
Het kleuren van de kleding
|
Deze stap is in de eerste plaats een tekenen met het penseel, afgewisseld met het schilderen met kleine plassen. Ziehier de grote stappen:
|
Klik op de afbeelding...
|
- Eerste stap: de lijntekening van de kleren.
- Een kleur maken die voldoende sterk is (genoeg pigment en niet teveel water) want de lijnen moeten stevig en precies zijn. and precise;
- Ook als de tekening al helemaal ingekrast is, toch met een fijn penseel al de lijnen natrekken in een kleur die donkerder is dan de kleur die elk kleed moet krijgen. (Een beetje rode oker om gele oker donkerder te maken, een beetje blauw voor het rood, zwart voor het blauw, blauw en zwart voor het groen, wat gebrande sienna om rode oker donkerder te maken enz. zelf uitproberen op papier.) Goed laten drogen.
- Om leven en beweging in de lijnen te krijgen moet het penseel vertrekken van de ikonograaf naar buiten toe in een vlugge en trefzekere penseeltrek. Dit eerst oefenen op papier vooraleer het op de plank te doen:
- Zet de elleboog stevig op de tafel als middelpunt van de rotatie om een goede controle te hebben over de beweging.
- Draai zo nodig de plank tot de best mogelijke houding gevonden is.
- De pols soepel houden om de lijnrichting goed te kunnen aanhouden.
- De lijn op het einde laten uitsterven (dunner en dunner worden) om ze kracht te geven.
- Aarzel niet de lijnen van de tekening of de ingekraste lijnen te wijzigen als een correctie nodig is.
- Tweede stap: beginnen met de vormgeving van de klederen.
- Ongeveer 50 % water toevoegen aan de kleuren van de eerste stap.
- De beweging van de plooien bestuderen en de zones aanduiden waar de kledij het minst moet opgelicht worden. Voor deze en volgende stappen de plank waterpas op de tafel leggen.
- De kleur opbrengen door het penseel lichtjes over het paneel te laten glijden terwijl men de verfplas voortduwt van de lichtere plaatsen naar het donkerste deel waar de verfdruppels worden losgelaten. Als teveel verf opgebracht is, het penseel droog maken in een papieren zakdoek en met de punt zachtjes het teveel aan verf opzuigen. Waar de kleurendensiteit te groot of te klein is kan men dit corrigeren, zolang de verf nog een plas vormt, door de pigmenten met de punt van het penseel te duwen naar de plaats waar ze moeten zijn.
- Deze techniek houdt het midden tussen de verfplastechniek die in de derde stap beschreven wordt en het tekenen met penseel. Er dient vlug gewerkt om te vermijden dat in de kleur randen gevormd worden tussen de droge en natte verf. Als dat toch gebeurt alles laten drogen, voorzichtig wegkrabben met een mesje zonder de levkas te beschadigen en herbeginnen. Als de lijnen van de tekening wat vertroebeld zijn of zelfs gewist, ze rustig zo laten: ze zullen in de loop van de volgende stappen meerdere keren opgehaald worden.
- Op dezelfde manier alle kledij behandelen.
- Derde stap: over het geheel van de kleding een transparante laag leggen.
- De gekozen kleur voor de kleding klaarmaken, sterk verdunnen met water en een beetje eigeelemulsie toevoegen (als bij de aquareltechniek).
- Met een middelgroot of breed penseel, naargelang de grootte van het vlak, de kleur aanbrengen in een hoek van het kledingstuk. Het penseel goed ÒvullenÓ en de verfplas uitspreiden over heel de te kleuren zone. Overal dezelfde dichtheid van pigment behouden en oppassen voor bezinksels.
- Na enkele minuten gaan de pigmenten zakken en de vloeistof zal aan de oppervlakte komen. Op dit moment zal elke tussenkomst met het penseel sporen nalaten, daarom moet er vlug gewerkt worden en mag de verflaag niet meer aangeraakt als ze gelegd is; zelfs niet als er mankementen te voorschijn komen. Die kunnen hersteld worden als alles goed is ingedroogd.
- Plat (waterpas) laten drogen; lijnen en modellering zullen bij de droging door de bovenlaag heen schijnen (transparantie).
- Eens gedroogd voorzichtig met de vingers wrijven om diktes weg te nemen.
- De laag fixeren met een vlug en egaal gelegde emulsielaag, verdund met 50% water; niet opnieuw over reeds natte delen strijken want daardoor kunnen gaten ontstaan.
- Deze "verfplaslaag" zo nodig 2 of driemaal herhalen tot de gewenste kleurtint bereikt is. Het is niet nodig telkens te fixeren met emulsie.
- Na elke laag wel goed laten drogen en met de vingers voorzichtig afwrijven.
- De delen die minder goed gekleurd zijn of homogeniteit missen bijwerken door kleine retouches in dezelfde kleur, maar minder nat, of een kleine verfplas leggen over de plaatsen die te licht zijn en de randen daarvan met emulsie doen versmelten met de grondlaag.
- Als per ongeluk gaten in de verflaag komen, deze nauwkeurig bedekken met een kleine verfplas en later bijwerken met kleine penseelstreken.
- In de opgelegde kleur kunnen ook schakeringen gemaakt worden door middel van een glacis: dat bestaat erin een dunne, doorschijnende verflaag (veel emulsie en weinig pigment) aan te brengen. Het glacis in één vlugge bewerking opbrengen en laten drogen: de transparantie van deze laag zal nieuwe kleurschakeringen tonen. (Als bijv. het maphorion -mantel- van de Moeder Gods te dof bruin is of te grauw kan het warmer gemaakt door een rode glacis). Meerdere glacislagen kunnen over elkaar gelegd worden, maar oppassen voor te dikke verflagen.
- De omtrekken en de plooien van de kledij met het penseel ophalen om ze weer kracht te geven.
- Op dezelfde manier te werk gaan voor alle kleding. Een dunne emulsielaag aanbrengen op elk kledingstuk afzonderlijk vooraleer tot de volgende stap over te gaan.
- Vierde stap: oplichten van de kledij
- Voor de oplichting de grondkleur nemen en er een beetje cremserwit (giftig) en een puntje titaanwit aan toevoegen (men kan bijv. rood ook oplichten met een beetje geel of oranje; bruin en groen met een beetje gele oker. Zelf oordelen wat het beste is).
- Die wat lichtere tint aanbrengen op de op te lichten plaats en doen vervagen. Dit kan door de intensiteit van de weinig verdunde kleur progressief te verminderen, door het uitstrijken ervan met een bredere, haast droge borstel. Vertrekken van de hoogste oplichting en naar de randen toe doen uitsterven door kleine, vlugge penseelstreken en zonder teveel druk.
- Deze werkwijze 2 tot 3 keren herhalen terwijl men telkens wat titaanwit toevoegt en het oplichtingsvlak kleiner maakt, tot men aan de hoogste oplichtingslijntjes komt (waarin het titaanwit 80% kan zijn).
- Omtreklijnen en plooien ophalen en een laatste maal modelleren om de présence van de figuren te versterken.
- Een fijne laag emulsie over het geheel aanbrengen.
- Afwerking
- Het wit van de oplichtingen kan bij het drogen geabsorbeerd worden of zijn kracht verliezen; het kan dus nodig zijn om de oplichtingen te herdoen.
|
|
|